De eerste mei
De Dag van de Arbeid. Als het goed is denken we eraan als een opdracht, die ons samenbrengt. Dat we Democratisch Socialisten zijn. Wat is dan die opdracht? Het lijkt een overbodige vraag. Toch is ze hier gesteld, omdat het doen en laten van onze partij niet altijd duidelijk maakt wat die opdracht is.
Het gaat nog altijd over de radicale verandering van de maatschappelijke orde, die de meeste mensen veroordeelt tot ondergeschiktheid en afhankelijkheid van de heersende kapitalistische klasse en hen die haar dienstbaar zijn. Ondanks decennia lange strijd van de socialistische beweging is dat fundamenteel niet veranderd.
De inkomens- en vermogensverschillen zijn de laatste decennia toegenomen. We hoeven niet perse naar de voedselbanken te verwijzen om dat duidelijk te maken. Werden we in 2008 en de jaren daarna niet meegesleurd in een kredietcrisis veroorzaakt door speculerende banken, vermogensbeheerders en verzekeringsmaatschappijen, die dank zij de terugtredende overheden hun gang konden gaan? Wij draaiden ervoor op. Banken en verzekeringsmaatschappen moesten door dezelfde overheden gered worden op rekening van de belastingbetaler.
Waarom? Omdat ze onmisbaar zijn voor het functioneren van onze economische orde. We konden ze niet laten vallen? We stelden ze evenmin aansprakelijk. We verzuimden ze de regels te stellen die hen verplichten zich te gedragen als instellingen van openbaar nut. Zij hebben immers de taak zorg te dragen voor een goed geordend geld en kapitaalverkeer.
We hebben nu te maken met een epidemie met ingrijpende sociale en economische gevolgen. Waar komt deze rekening terecht?
Wat op de achtergrond geraakt, hebben we te maken met een aanhoudende klimaat- en milieucrisis. Laten voortwoekeren zal de welvaart aantasten. Bestrijden zal ingrijpende economische gevolgen hebben. Om maar eens wat te noemen, kunnen we niet meer landbouw en veelteelt bedrijven zoals we nu doen.
Het raakt evenzeer onze industrie en onze huishoudens. Denk maar aan de energievoorziening en de gevolgen voor onze woningbouw inclusief het bestaande woningbestand. Onze werkgelegenheid en kansen op arbeid en inkomen zullen erdoor veranderen.
De partij realiseert zich dat we niet op de oude voet verder kunnen gaan. Dat de neoliberale opvatting over de taak en opdracht van de politiek met betrekking tot de economie vals is. Marktwerking, liberalisering van nutsbedrijven en het op afstand zetten van overheidstaken laten zien wat ze teweeg brengen.
De partij keert weer terug naar wat haar ten diepste moet bewegen. En dat zijn de democratisch socialistische beginselen, die bepalen wat een rechtvaardige samenleving voorstelt en wat er politiek gedaan moet worden om daar gestalte aan te geven. Deze opdracht vraagt veel creativiteit en doorzettingsvermogen.
Ze kan de partij weer met veel elan tot een niet te passeren politieke factor maken!
In ons Tynaarlo hebben we daar direct mee te maken. We worden bestuurd door een college dat ervan afziet beleid te ontwikkelen dat getuigt van visie op wat onze samenleving behoeft.
Het college doet niet anders dan het opportunistisch afwegen van belangen. Het geeft er geen blijk van een idee te hebben wat het begrip “algemeen belang” voorstelt en waar het zijn inhoud aan ontleent.
We merken dat aan de woningbouw voor de sociaal zwakkeren en de hulpbehoevenden, aan de manier waarop de omgaat met openbaar vervoer, de verkeersinfrastructuur, de verkeersveiligheid, en het milieu. We merken het aan de manier waarop met de culturele en onderwijsvoorzieningen wordt omgegaan. Het is maar een greep.
Kortom. De gemeente Tynaarlo heeft een levenskrachtige Partij van de Arbeid hard nodig.
Arie van der Hek.