Drie maal Harms en de PvdA
Op 19 juni overleed mevr. R. Harms-Brian in de leeftijd van 95 jaar hieronder het interview wat we vorig jaar met haar hadden. zij was meer dan 60 jaar lid van de PvdA
Terug in de tijd
Familie- en partijgeschiedenis vervlochten
Mw Reina Harms-Brian, Nico Harms en Binie Bos- Harms: allemaal hebben ze een geschiedenis met de Partij van de Arbeid. Moeder, zoon en dochter: wat is hun verhaal? Carla Ensing en Kees de Graaf gingen op pad met fototoestel en schrijfblok en kwamen hier mee terug.
In 1919 werd ze geboren, in Leens bij Zoutkamp. Een Groningse dus, mw Harms-Brian. Lang zou ze daar echter niet blijven: ‘Een kind zonder vader; met twee en een half jaar ging mijn moeder bij mijn stiefvader wonen, Harm Nijland. Dat gaf wel vragen van kinderen op school over mijn achternaam – Brian. Dat zijn van die dingen.’ In een oud boerderijtje aan de Zevenhuizerweg kwam ze terecht, later werd daar een nieuw huis gebouwd. Later werd dat een huis aan de Vennerstraat, maar dat was met een tuin van 50 m diep toch echt te bewerkelijk. Via de Patrijshof kwam mw Harms-Brian in de zelfstandige aanleunappartementen van het Else van der Laan-huis terecht; mooie, lichte architectuur met veel glas en hout. Met een inpandig balkon waar ze onlangs bij de gemeenteraadsverkiezingen nog een poster van de PvdA Tynaarlo op wilde hangen – tot de mensen van de woningbouwvereniging daar een stokje voor staken. Dat kwam ze op een stevige discussie met mw Harms-Brian te staan, zo geven zoon Nico en dochter Binie lachend aan. ‘Ze legde zich daar niet zomaar bij neer. Onze moeder is nog nooit voor haar mening weggelopen.’
Met de paplepel
Thuis was mw Harms-Brian met vijf kinderen, zo vertelt zij. ‘Voor een weduwe met een groot gezin was het geen feestje. Het was hard werken. En ze werd lang niet altijd even netjes behandeld. Ze kreeg een weduwe-uitkering van 1,50 gulden in de week, maar daar kwam dan wel even controle op van de gemeentesecretaris – een nare man. Zo iemand die zei “dit is geen arm gezin!”, alleen maar omdat mijn moeder kokosmatten op de vloer had liggen. Dat waren geen fijne momenten.’ Het socialisme kreeg ze met de paplepel ingegoten: ‘Mijn moeder was een vurige socialist, dan krijg je dat gevoel al vroeg mee. Mijn moeder kon alles en pakte veel aan, als kind neem je dat over. Ik kwam op mijn 13de van school, had 8 klassen doorlopen. Meester Noord zei tegen me: Reina, jij doet je best – wil je niet in de zomer op het zwembad komen werken? En zo gebeurde het. Ik kreeg 4 gulden in de week, ik voel ze nog in mijn hand. Die kwamen mijn moeder goed van pas.’ Het was leuk werk, van ’s middags twee tot ’s avonds negen. Maar bij die ene betrekking bleef het niet. ‘Bij fietsenmaker Petersen in Haren zochten ze nog een morgenmeisje, van acht tot twaalf. Dat leverde weer mooi drie gulden in de week op.’ Het werk ging goed, totdat de jonge mw Harms-Brian een ochtend vrij wilde vragen om met vriendinnen te gaan fietsen. ‘Dat mocht echter niet. Mijn moeder zei: je gaat wel mee fietsen. We hebben een fijne dag gehad. Helaas werd ik de nacht daarna ziek en kon de volgende dag niet naar Haren Ik heb me afgemeld, maar de zaterdag erop hoefde ik al niet meer te komen. En dat terwijl ik niet één dag gemist had; zelfs bij gladheid die winter was ik erheen gegaan.’
Door het dorp
De afkeer van onrecht en onrechtvaardigheid werd er alleen maar door aangemoedigd, net als de wil om te strijden voor arme mensen – zodat zij het beter zouden krijgen. Het was in een tijd dat de socialisten nog in de 1-mei optocht door het dorp liepen, zo herinnert mw Harms-Brian zich: ‘We zongen socialistische liederen: “Ontwaakt!”. En we liepen met zo’n honderd mensen door het dorp – werden door sommigen nog uitgejouwd bovendien. Dan kwamen we samen in café Arends en daar sprak Bé Arends; dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Hij is later lang loco-burgemeester geweest en zijn vrouw was kraamverzorgster bij de armen. Ik ging ook krantjes rondbrengen en verkopen voor de partij; “Vrijheid, arbeid en brood”, voor drie cent. Mijn moeder had dat ook al gedaan. Ik wist precies waar ik de krantjes wel en niet kwijt kon.’ Het was ook de tijd dat er nog volop socialistische clubs en verenigingen bestonden: een jongerenclub, gevolgd door het vrouwenclubje bij mw Land in de Vennerstraat, een arbeiderszangvereniging in het Dorpshuis, de avondschool van meester Planting. Die lijnen lopen nog door naar het heden, zo geeft zoon Nico aan: ‘Ik zit nu bijvoorbeeld met de zoon van Be Arends Piet in de historische vereniging van Eelde, Ol Eel. En ik ben ook echt een Dorpshuis-kind.’
Arbeiders verheffen
Het was het begin van het sociaal-culturele werk, dat zich in Eelde in het Dorpshuis zou concentreren. Mw Bahler was de stuwende kracht, de eerste vrouwelijke wethouder in Nederland voor de SDAP. Nico Harms: ‘Een dame die zei: we kunnen hier wel een vliegveld bouwen! Maar die ook de initiator was van de woningbouwvereniging, de bibliotheek, het Groene Kruis, de tuinbouwschool. Zij is mijn grote voorbeeld. Dat was de ambitie van de notabelen in die tijd: wij moeten de arbeiders verheffen!’ Dochter Binie vult aan: ‘Je kunt ideeën hebben, maar om ze daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen – dat is echt knap. Haar werk heeft zo’n weerslag gehad op Eelde-Paterswolde. De stichting Opbouw Drenthe, het oudste Dorpshuis van Nederland: hier gebeurde het! Zelfs het corso is daartoe te herleiden.’
Nico Harms kwam in het midden van de jaren zestig in de politiek terecht: ‘Ik woonde naast Jan Tent en die zei: jij moet lid worden. Toen kwam ik gelijk in het bestuur, met Bé Arends als mentor.’ Binnen de kortste keren was hij ook raadslid, het jongste raadslid ooit in Eelde. Van 1987 tot 1994 was hij fractievoorzitter. ‘Ik werkte 20 jaar in Ons Dorpshuis en was vrijgesteld voor mijn politieke werkzaamheden. Het waren de jaren tachtig, waar we projecten hadden met “werk-vervangende” maatregelen, waar je nu ook weer over leest. De tijd ook van gemeenschappelijke regelingen. Ik was bijvoorbeeld lid van het dagelijks bestuur van het werkvoorzieningsschap Noordenveld en het ICO.
Boze moeder
Binie Harms is – net als Nico – lang lid van de PvdA en was in de jaren zeventig ook actief was binnen de ‘Rooie Vrouwen van Zuidlaren’. Respect is er wat haar betreft voor de generatie die voor en na de oorlog zoveel heeft bereikt: ‘Zij hebben ervoor geknokt dat wij konden leren. Zij hebben ons vrij gemaakt.’ Dat knokken ging soms bijna letterlijk, aldus Binie: ‘Ik speelde al op jonge leeftijd schooltje met kinderen bij mij uit de buurt, ik wilde graag juf worden. Maar vanuit de lagere school werd ik in eerste instantie naar de huishoudschool gestuurd. Daar is mijn moeder toen heel boos om geworden. Ze heeft zelfs onze jongste zus , die net in dat jaar aan de lagere school zou beginnen, niet meer naar de school gestuurd waar ik op zat.
Er werd voor een andere lagere school gekozen en door de schoolgrenzen die destijds nog golden, werd het een Christelijke school. Daar kregen we ook best veel commentaar op: hoe kun je dat nou doen? Maar mijn moeder was daar heel principieel in.’ Binie zou uiteindelijk 40 jaar les geven in het basisonderwijs. Het lidmaatschap van de partij bleef, zij het wat minder actief dan in de begintijd: ‘Dit is mijn partij, ik ben socialist in hart en nieren. Dat verloochen je niet. En ik zal zeker niet mijn lidmaatschap opzeggen. De laatste tijd volg ik het echter minder intensief en stop er geen energie meer in. Wel ben ik maatschappelijk actief.’ Nico volgt de partij nog wel actief: ‘Nu ook weer met die debatten voor Europa, ik moet alles zien. In Europa zijn we helaas nog niet de grootste.’
Naar rechts
De onvoorwaardelijke steun voor de partij betekent niet dat er geen kritische opmerkingen meer mogelijk zijn, zo maakt Nico Harms duidelijk. Zijn mening over de coalitievorming in Tynaarlo steekt hij niet onder stoelen of banken. Dat geldt ook voor de landelijke PvdA: ‘We moeten de gewone man veel meer meenemen. Die drukken we nu teveel richting de SP. De PvdA is teveel een doctorandussenpartij geworden. En hier lokaal maken we een beweging naar de rechtse clubs, ik vind dat gevaarlijk. Wij staan voor het sociale in deze coalitie, maar stel dat het allemaal niet lukt met die decentralisaties? Ik had bij de ledenvergadering over de nieuwe coalitie moeten zeggen: “ik ben tegen”. Laat een andere partij maar meedoen. Maar aan de andere kant wil je ook solidair zijn. Ik kan er nog steeds boos over worden. Onze arbeiders begrijpen dit niet en ik kan het ze ook niet uitleggen.’
Dat het hier echter niet per se om partijkleur gaat, maakt mw Harms-Brian aan het einde van het gesprek met een mooi voorbeeld duidelijk: ‘Ik heb lange tijd bij burgemeester Wiebenga gewerkt. Hij was weliswaar van de VVD, maar het zijn goede mensen. Ze komen hier nog steeds over de vloer en hun kinderen noemen me “oma”. Dan waardeer je het dubbel, als deze mensen je als hun gelijke beschouwen. Overigens voelde ik me ook niets minder hoor, maar toch. Ik dacht altijd: die mensen zijn anders. Maar dat viel dus reuze mee.’